Oliedomdomdom

Laatst hoorde ik een molenaar zeggen dat vroeger de grap rondging: wie op een oliemolen werkt is oliedomdomdom. Ik snapte ‘m. Want wie niet alreeds gek was om daar te gaan werken, werd vanzelf gestoord van het continue gehei en gestamp. In ieder geval zwaar gehoorgestoord, wat uiteraard tot een hoop niet-begrijpen leidt. Die molenaar moest er zelf om lachen. Maar het was dan ook een zaagmolenaar; die lui doen alles met kolderstokken en krabbelwerk, dus dan weet je het wel.
Ik dacht vooral aan die arme olieslagers, wat een zwaar en gevaarlijk werk ze hebben gehad. Want vergis je niet, zo’n hei van pakweg zes meter en 125 kilo is een zware jongen die je te vriend wil houden. Je moet voortdurend je aandacht erbij hebben.
Wie De Speelman wel eens bezoekt, heeft vast de kantstenen voor de deur opgemerkt. Ze komen uit De Marie Cornelis die tot de twintiger jaren van de vorige eeuw aan de Delftweg heeft gestaan. Niet ver bij De Hoop vandaan, zoals onze molen in zijn vorige leven heette. In een oliemolen staan de kantstenen op een verhoging, het doodbed. Daarop rust een ligger waar (vooral) lijnzaad op geplet en fijngewreven wordt. Het zo verkregen meel gaat dan in een pan op een hout- of turfgestookt bakstenen ‘fornuis’ waar het een poosje geroerd wordt voor het in zakken in het slagblok wordt geplaatst. Geen slecht woord over lijnzaad; het is rijk aan omega-3 vetzuren en de olie kent veel nuttige toepassingen, maar het ruikt bepaald niet naar viooltjes. Dus afgezien van de verschrikkelijke herrie zal de atmosfeer daar ook een gruwel zijn geweest.
Door vuisten wordt met de heien in, zeg 60 slagen een zwaar stuk hout in het slagblok geramd waardoor de lijnzaadprut geperst wordt. De olie stroomt in bakken en de koek die overblijft wordt daarna nog eens fijngestampt in het pottenblok. Die stampers bonken wat sneller dan de hei dus de trommelvliezen worden niet eentonig bediend. Zodra de koek weer op meel lijkt wordt het nogmaals verwarmd en dan uitgeperst in het naslagblok dat hetzelfde ritme heeft als de stampers. En zo ging het vaak dag en nacht door, bombombom. Beslist geen baan om te benijden.
Ik heb er trouwens ook een kabouter gevonden. Een echte, unieke oliemolenkabouter. Hij hield het roerijzer in de pan aan de gang zodat het meel niet kon aanbranden. Zijn naam zegt eigenlijk alles: hij heet de overwerker. Zielig hè? Ja. Maar beslist niet dom.

De knecht van molen De Speelman te Overschieschieschie