Kabouters op de molen

Wij hebben kabouters op de molen. Dat is normaal hoor, iedere molen heeft ze. De een wat meer dan de ander, maar echt, ze zitten overal. We kunnen niet zonder. Maar wie nu meteen aan kleine mannetjes met lange baarden en rode puntmutsen denkt, die moet ik teleurstellen. Van puntmutsen weet ik niets, maar een baard hebben ze natuurlijk allemaal want ze zijn zo oud als de molen zelf. Laat me onze eigen kleine handige helpertjes even voorstellen.
Om te beginnen hebben we woutertje. Woutertje is onze variant op Hansje Brinkers, dat jongetje met zijn vingertje in de dijk. Die hield een overstroming tegen. Ons woutertje is ook een ‘tegenhouder’. Op de molen zitten alle wielen om de assen en spillen met wiggen vast en woutertje zorgt dat de wiggen niet los kunnen raken. Dankjewel woutertje. Of woutertjes eigenlijk, want die latjes vind je overal waar wielen en wiggen zitten.
Dan hebben we er nog een die niemand te zien krijgt, maar hij is er wel degelijk. Hij vervult zijn taak nauwgezet. Waarmee ik maar wil zeggen dat hij er niets aan kan doen hoe er over hem gedacht wordt. Volgens de een is hij een jagertje, de ander noemt hem strijkertje. Hij zit in de kuip. Of hij van voetballen houdt? Nee, ik bedoel de steenkuip. Hij zorgt dat het meel zich niet ophoopt, hij veegt het rond naar de meelpijp. Dus misschien zou hij eigenlijk het vegertje moeten heten. Hoe het ook zij, dat is nou een van die onzichtbare kaboutertjes die het werk doen. Zo doen ze het het liefst, in het verborgene.
Bij ons is er ook nog een met pensioen. Hij is er nog wel hoor, er zijn er geloof ik nog wel een stuk of drie, maar niet meer in actieve dienst. Ze leiden een teruggetrokken bestaan achter de hangmatjes. De molenaartjes dus. Een molenaartje helpt de zakken te hijsen. Het is een stuk touw met een slot. Sinds we de matjes gebruiken kunnen ze toekijken. We hijsen de zakken niet meer op, maar de matjes met de zakken erin. Maar het molenaartje blijft natuurlijk wel een van onze kabouters, ook al voert hij niets uit.
Wat kabouters op andere molens betreft, daar weet ik het fijne niet van. Ja, ik weet dat ze op een oliemolen een jongen op de rand van het doodbed hebben zitten, maar een jongen is natuurlijk geen kabouter. Hoe dat zit komt een andere keer. Wij hebben tenslotte de kantstenen van de Marie Cornelis voor de deur staan, oliemolen en ‘broer’ van onze molen. Dan kan ik meteen eens kijken hoe het daar met de kabouterstand stond. U hoort nog van mij.

De knecht van molen De Speelman te Overschie