De molens van Overschie (3)

Er is een spreekwoord dat zegt: De wind kan men niet bedwingen, maar men kan molens bouwen. Dat laatste zullen ze ook gedacht hebben toen de boeren tot hun enkels in het water stonden. De wind had men toen al in het voordeel aangewend, nu moesten ze het land droog zien te krijgen. Dus bouwden ze poldermolens. In Overschie sinds midden 15e eeuw.

De eerste poldermolens waren kokermolens, meestal wipmolens genoemd. Een wipmolen bestaat uit een draaibare houten kast met het gevlucht, op een piramidevormige ondertoren met een naastgelegen scheprad, waar het molenaarsgezin een onderkomen had. Vaak maar één kamer met bedsteden en een haard. Het maalloon was ook maar karig. Molenaars moesten noodgedwongen allerlei nevenactiviteiten ontplooien, maar wel op de molen, want er moest een oogje in het zeil gehouden worden.

Aanvankelijk bemaalde men de polders alleen aan de dijk of kade, daar hebben dan ook de oudste molens gestaan. Poldermolens hadden nooit een naam, ze werden de molen van die-en-die polder genoemd. Of in de volksmond genoemd naar de molenaar. Ofwel naar de kleur, want de houten kast, het bovenhuis, was geverfd.
Al in het begin van de 16e eeuw begon men wipmolens te vervangen door houten achtkanten op een stenen voet. Net als de ondertorens van wipmolens waren ook deze met riet gedekt, maar het bovenhuis was gekrompen tot een draaibare kap. Vermoedelijk van binnen te bedienen. Dat is geen karweitje om alleen te doen. Maar in die tijd had men grote gezinnen, en vele handen maken licht werk. Molenaar werd je vanzelf.

Toen men een manier had gevonden om méér water hoger op te voeren, werden er ook molens in de polder gebouwd: altijd houten achtkanten op een stenen voet die tevens woning waren. Ze hadden een schroef in plaats van een scheprad, een vijzel. En zo veranderden de naamloze molens aan de Schie in: bovenmolen van die-en-die polder. De ondermolens hadden nummers. Of middenmolen, ondermolen.

De ondermolen was dan molenaarsfavoriet, vanwege de paling en de vis in het water. De molenaars deden van alles om hun basisinkomen aan te vullen. In windstille perioden werkten ze bij de boeren; ze waren veelzijdige mensen, aanpakkers. Het is dan ook niet zo vreemd dat toen de poldermolens begin 20e eeuw overbodig werden, twee molenaarbroers de handen ineen sloegen en aannemers werden. Van timmerwerk. Met succes, want het bedrijf is nog altijd in Overschie gevestigd. De Gebr. Ouwendijk, molenaars uit de Oudendijkse Polder. Leuk hè? De inmiddels gepensioneerd directeur en nazaat Kees Ouwendijk is medebestuurder van de Stichting Behoud Molen De Speelman. Dat bewijst maar dat een molen in het bloed generaties lang aanhoudt. En die handigheid natuurlijk.

De knecht van molen De Speelman te Overschie